Voltooid verleden tijd - il trapassato prossimo
Vorming: onvoltooid verleden tijd van avere of essere + voltooid deelwoord.
Wanneer gebruik je avere en wanneer essere?
- overgankelijk werkwoord of werkwoord overgankelijk gebruikt => avere
- onovergankelijk werkwoord of werkwoord onovergankelijk gebruikt => essere
- wederkerend werkwoord (en piacere) => essere
Vervoeging van het voltooid deelwoord
Bij gebruik van avere wordt het voltooid deelwoord doorgaans NIET vervoegd. De standaardvorm van het mannelijk enkelvoud wordt gebruikt: -o.
Alleen bij gebruik van een persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp wordt WEL vervoegd naar geslacht en kwantiteit: -o, -a, -i, -e.
Bij gebruik van essere wordt het voltooid deelwoord altijd vervoegd naar geslacht en kwantiteit: -o, -a, -i, -e.
Voorbeelden
Avevo letto un libro. = Ik had een boek gelezen.
Avevamo mangiato del pane. = Wij hadden brood gegeten.
Avevo visto quella persona. = Ik had die persoon gezien.
Ero andato a Bologna. = Ik was naar Bologna gegaan.
L'uomo era morto. = De man was gestorven.
La canzone era finita. = Het lied was geƫindigd / afgelopen.
Lui aveva finito la conversazione. = Hij had het gesprek beƫindigd.
L'avevo vista. = Ik had haar gezien.
Li avevo visti. = Ik had hun gezien.
Le avevo credute. = Ik had hen (groep vrouwen) geloofd.
Mi ero sbagliato. = Ik [man] had me vergist.
Mi ero sbagliata. = Ik [vrouw] had me vergist.
Ti eri divertito. = Jij [man] had je vermaakt.
Ti eri divertita. = Jij [vrouw] had je vermaakt.
Ci eravamo seduti. = Wij waren gaan zitten.
Ci eravamo sedute. = Wij [groep zonder man] waren gaan zitten.
In de praktijk komen het Italiaans en Nederlands meestal overeen
wat betreft keuze van het hulpwerkwoord behalve bij werkwoorden die
wederkerend zijn.