Algemene woordenlijst - elenco generale di parole

QUIZZEN: Italiaans-Nederlands deel 1 - deel 2 - deel 3 - deel 4 - deel 5 - deel 6 - deel 7 - deel 8
QUIZZEN: Nederlands-Italiaans deel 1 - deel 2 - deel 3 - deel 4 - deel 5 - deel 6 - deel 7 - deel 8
Voor deze en alle andere woordenlijsten gelden de volgende uitgangspunten:


Algemene woordenlijst (deel 1)
Italiaans Nederlands
mondo wereld
terra aarde
sole (m) zon
luna maan
stella ster
pianeta (m) planeet
spazio ruimte
esistenza bestaan
vita leven
morte (f) dood
amore liefde
odio haat
animale dier
spirito geest
mente (f) verstand
libro boek
giornale krant
lettera brief, letter
regalo geschenk
carta kaart; papier
lingua taal, tong
parola woord
frase (f) zin [taalkunde]
testo tekst
conversazione gesprek
poema (m) gedicht
arte (f) kunst
bellezza schoonheid
pace (f) vrede
libertà vrijheid
verità waarheid
realtà werkelijkheid
salute (f) gezondheid
malattia ziekte
speranza hoop
fiducia vertrouwen
conoscenza kennis
problema (m) probleem
soluzione oplossing
forma (f) vorm [alle betekenissen]
risposta antwoord, respons
viaggio reis
aiuto hulp
caduta val [van 'vallen'; ook figuurlijk]
sogno droom
critica kritiek
significato betekenis
bacio kus, zoen
abbraccio knuffel, omhelzing
saluto groet, begroeting
salto sprong
sorriso glimlach
preferenza voorkeur
visita bezoek, visite
arrivo aankomst, komst
partenza vertrek
inizio begin
incontro ontmoeting, bijeenkomst
traduzione vertaling
tradizione traditie

Algemene woordenlijst (deel 2)
Italiaans Nederlands
idea idee
concetto concept
futuro toekomst
passato verleden
presente (m) heden, tegenwoordige tijd; aanwezige; geschenk
presenza aanwezigheid
assenza afwezigheid
mezzo middel; midden [als bijv.nw.: half]
fine (m/f) doel(einde) [m.]; einde [m./f.]
finalità doeleinde
obiettivo doel, doelstelling
scopo doel, doelstelling
intenzione bedoeling, intentie
intento bedoeling, intentie
destinazione bestemming
situazione situatie
stato toestand, staat, status
condizione toestand; voorwaarde
circostanza omstandigheid
ubicazione ligging, locatie, plaats
ragione rede; reden
causa oorzaak; zaak
conseguenza gevolg
seguito vervolg
motivo aanleiding, motief, beweegreden
risultato resultaat
effetto effect
successo succes [ook: hit; als volt.dw.: gebeurd]
fila rij
serie reeks, serie
sequenza reeks
ordine (m) orde; volgorde; bevel
successione volgorde; opvolging
caos chaos
origine (f) oorsprong
provenienza herkomst
qualità kwaliteit
quantità kwantiteit, hoeveelheid
opportunità kans, gelegenheid
possibilità mogelijkheid
occasione gelegenheid [ook: koopje]
utilità nut
vantaggio voordeel, voorsprong
svantaggio nadeel, achterstand
coscienza bewustzijn; geweten
consapevolezza bewustzijn
energia energie
forza kracht
potenza kracht, macht
potere macht [als w.w.: kunnen, mogen]
violenza geweld
principio principe, beginsel; begin
caratteristica kenmerk
tecnica techniek
tecnologia technologie
teoria theorie
pratica praktijk; oefening
informazione informatie
dati (m-pl) gegevens
parte (f) deel, gedeelte, onderdeel

Algemene woordenlijst (deel 3)
Italiaans Nederlands
attualità actualiteit
prosperità welvaart, voorspoed
benessere welzijn
atto daad [ook: akte]
fatto feit [als volt.dw.: gedaan]
azione actie [ook: aandeel [handel]]
eternità eeuwigheid
varietà verscheidenheid; variëteit, soort, ras
diversità verscheidenheid, diversiteit
unità eenheid
responsabilità verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid
indipendenza onafhankelijkheid
fortuna geluk, fortuin
sfortuna ongeluk, tegenspoed, pech
avversità tegenspoed, tegenslag
guerra oorlog
scienza wetenschap
sicurezza veiligheid; zekerheid; beveiliging
affidabilità betrouwbaarheid
relazione relatie, verhouding; verslag
rapporto relatie, verhouding; verslag
ambiente (m) milieu, omgeving
istituzione instelling, oprichting, institutie
cultura cultuur
politica politiek; beleid
economia economie [ook: zuinigheid]
storia geschiedenis; verhaal
filosofia filosofie
diritto recht [ook bijv.nw. en bijw.]
giustizia gerechtigheid, rechtvaardigheid
giurisprudenza rechtspraak, jurisprudentie
processo proces; rechtszaak
legge (f) wet
necessità noodzaak, behoefte
servizio dienst, service, bediening
prestazione prestatie [ook in economische zin]
rilassamento ontspanning
relax ontspanning
turismo toerisme
agricoltura landbouw
povertà armoede
indigenza (extreme) armoede, behoeftigheid
ricchezza rijkdom
cosa ding
roba spul, spullen, goed
affare (m) zaak, aangelegenheid, deal [ook: koopje]
oggetto voorwerp, object
soggetto onderwerp
argomento onderwerp; argument
generazione generatie
contrasto tegenstelling, contrast
contraddizione tegenspraak, tegenstrijdigheid
contenuto inhoud; gehalte [als bijv.nw.: ingehouden]
sostanza substantie, stof; inhoud, essentie
materia stof, materie [ook figuurlijk]
sviluppo ontwikkeling
formazione vorming, formatie, opleiding
istruzione onderwijs, opleiding, instructie
educazione educatie, opvoeding
insegnamento onderwijs, les
lezione les

Algemene woordenlijst (deel 4)
Italiaans Nederlands
schiavitù slavernij [toestand]
schiavismo slavernij [systeem]
messaggio bericht, boodschap
notizia, notizie (pl) bericht(en), nieuws
novità nieuws, nieuwtje, nieuwigheid
pubblicità reclame; openbaarheid, publiciteit
festa feest
posto plaats, plek
luogo plaats, plek
dipendenza afhankelijkheid, verslaving
avventura avontuur [ook: romance]
unione unie, vereniging
associazione vereniging, genootschap
volante (m) stuur(wiel)
errore fout, vergissing
gruppo groep
comprensione begrip, inzicht
compito taak, opdracht [als bijv.nw.: hoffelijk, toegewijd]
criminalità criminaliteit, misdaad
delinquenza criminaliteit, misdaad
crimine (m) misdaad, misdrijf
reato misdaad, misdrijf, overtreding
evento gebeurtenis, evenement
avvenimento gebeurtenis, evenement
incidente (m) incident, voorval, ongeval
caso geval, zaak; toeval; naamval
esperienza ervaring
elenco lijst, overzicht
lista lijst, strook
età leeftijd [ook: tijdperk]
vecchiaia ouderdom
quotidianità dagelijks leven
attività activiteit
attenzione aandacht
rispetto respect
danno schade
distanza afstand
oscurità duisternis
buio duisternis [als bijv.nw.: duister, donker]
tenebre (f-pl) duisternis
eclissi verduistering [astronomie]
segreto geheim
avviso advertentie; waarschuwing; mening
annuncio advertentie, aankondiging
inserzione advertentie
elettricità elektriciteit
corrente (f) stroom [algemeen, water, elektriciteit]
supposizione veronderstelling
presupposto voorwaarde, veronderstelling
requisito voorwaarde, vereiste
vacanza vakantie
ferie (f-pl) vakantie
congedo verlof [ook: slotstuk]
promozione bevordering, promotie
selezione selectie, keuze
scelta selectie, keuze
nome (m) naam [ook: (zelfstandig) naamwoord]
impostazione aanpak, benadering

Algemene woordenlijst (deel 5)
Italiaans Nederlands
esempio voorbeeld
luce (f) licht
curiosità nieuwsgierigheid; rariteit, curiositeit
coraggio moed
saggezza wijsheid
intelligenza intelligentie
compassione medelijden, mededogen
pietà medelijden, mededogen
misericordia genade, barmhartigheid [ook: Middeleeuwse dolk]
grazia genade, gratie; elegantie
dolore pijn, leed
umorismo humor
impressione indruk, impressie
follia waanzin, krankzinnigheid
pazzia waanzin, krankzinnigheid
(in)fedeltà (on)trouw, (dis)loyaliteit
(s)lealtà (on)trouw, (dis)loyaliteit
(im)pazienza (on)geduld
orgoglio trots
fierezza trots
misura maat [afmeting en muziek]; maatregel; gematigdheid
regola regel, voorschift
base (f) basis
struttura structuur; bouwwerk
pericolo gevaar
rischio risico
appuntamento afspraak
opinione mening, opinie
parere mening, opinie [als ww.: lijken, schijnen]
essenza essentie
miseria, miserie ellende [vaak in meervoud]; armoede
centro centrum, middelpunt
colpa schuld [verwijt, gevoel]
debito schuld [financieel, moreel]
attimo moment, ogenblik
momento moment, ogenblik
sconto korting
riduzione korting; vermindering
ribasso korting; daling
eccezione uitzondering
sito (bijzondere) plek [ook: (web)site]
buco gat, opening
buca kuil
modo wijze, manier
maniera wijze, manier
tipo type; vent, kerel
stile (m) stijl
senso zintuig; gevoel; zin [betekenis, nut]; richting
volta maal, keer; gewelf
società samenleving, maatschappij; vereniging; vennootschap
comunità gemeenschap
resto rest
domanda vraag
questione kwestie
sistema (m) systeem, stelsel
prova proef, test; bewijs; poging; repetitie
evidenza onmiskenbaar feit
categoria categorie
comportamento gedrag
condotta gedrag [ook: pijptransport]
emozione emotie

Algemene woordenlijst (deel 6)
Italiaans Nederlands
paio [pl: paia (f)] paar, koppel
coppia paar, koppel
volontà wil
vista zicht, uitzicht, gezichtsvermogen
prospettiva perspectief, vooruitzicht, gezichtspunt
pressione druk, bloeddruk
equivoco misverstand [als bijv.nw.: dubbelzinnig, verdacht/louche]
malinteso misverstand, misvatting [ook bijv.nw.]
confine (m) grens
frontiera grens
limite (m) grens, limiet
termine (m) einde; termijn; term, woord
disposizione beschikking; plaatsing, opstelling, ordening; bepaling;
aanleg, talent; stemming, humeur
classificazione rangschikking, indeling, classificatie
scherzo grap
battuta grap; slag, service [sport] [ook: maat [muziek]]
barzelletta mop
anniversario jubileum, verjaardag
compleanno verjaardag
fantasia fantasie, verbeelding
immaginazione fantasie, verbeelding
itinerario route, traject, parcours, reisweg
punto punt [in vele betekenissen]
ruota wiel, rad
pettegolezzo roddel
turno beurt
foto(grafia) foto
immagine (f) afbeelding, beeld
polvere (f) stof, poeder
ombra schaduw
lacrima (f) traan
razzo raket [ook: vuurpijl]
linea lijn
striscia streep, strook
numero nummer, getal; aantal
cifra cijfer; bedrag
somma (f) bedrag, som, totaal
importo bedrag
indirizzo adres
cartolina briefkaart, ansichtkaart
biglietto briefje, (toegangs)kaartje, ticket
stampa pers, media; druk(kunst), afdruk
matrimonio huwelijk; bruiloft
nozze (f-pl) bruiloft
rete (f) net; netwerk; doelpunt
disastro ramp, catastrofe
catastrofe (f) ramp, catastrofe
incubo nachtmerrie
fumetto strip(verhaal) [ook: tekstballon]
strato laag
tessuto weefsel [textiel; biologie]
freccia pijl [voorwerp; symbool] [ook: richtingaanwijzer, knipperlicht]
arco boog [alle betekenissen] [ook: strijkstok, tijdspanne]
equilibrio evenwicht
quarantena quarantaine
modello model [alle betekenissen]
tentativo poging
tesoro schat [letterlijk en figuurlijk]
nascita geboorte
parto bevalling

Algemene woordenlijst (deel 7)
Italiaans Nederlands
simbolo symbool
segno teken
legame (m) band, verbinding, connectie
connessione verbinding, aansluiting, verband
collegamento verbinding, aansluiting, koppeling
gaffe (f) blunder
onore eer
disegno tekening; ontwerp; motief, patroon
schizzo schets; spat, vlek
abbozzo schets, klad
dipinto schilderij [als bijv.nw.: geschilderd]
quadro schilderij; kader, raamwerk [let.+fig.]
pittura schilderkunst [soms: schilderij; verf]
ritratto portret [als bijv.nw.: geportretteerd]
capacità capaciteit, vermogen
competenza competentie, bevoegdheid, bekwaamheid
abilità bekwaamheid, vaardigheid, vermogen
destino lot, noodlot
fato lot, noodlot
sorte (f) lot, noodlot
funerale begrafenis, uitvaart
sepoltura begrafenis, graflegging
cimitero kerkhof, begraafplaats
tomba graf, tombe
fossa graf, kuil, put
cadavere (m) lijk
salma (f) lijk [formeel, respectvol]
impianto installatie; implantaat
sostenibilità duurzaamheid
crisi crisis
discriminazione discriminatie
razzismo racisme
razza ras
specie soort [als bijw.: met name, vooral]
genere (m) geslacht, soort, genre
classe (f) klasse; klas
sesso seks; geslacht, sekse
sessualità seksualiteit
rapporto sessuale geslachtsgemeenschap
riproduzione voortplanting, reproductie
procreazione voortplanting
romanticismo romantiek
passione passie, hartstocht
entusiasmo enthousiasme, geestdrift
voglia zin, lust [ook: moedervlek]
piacere plezier, genoegen, genot [als w.w.: bevallen]
godimento genot
desiderio verlangen, wens, begeerte
brama (f) verlangen, begeerte, hunkering
divertimento plezier, pret, vermaak, amusement
felicità geluk, vreugde, blijdschap
gioia vreugde
allegria vrolijkheid
tempo libero vrije tijd
svago tijdverdrijf, ontspanning
passatempo tijdverdrijf, hobby, liefhebberij
hobby hobby, liefhebberij
lusso luxe
silenzio stilte
riposo rust, rusttijd
quiete (f) rust, stilte, kalmte
tranquillità rust, stilte, kalmte
calma (f) rust, stilte, kalmte
amicizia vriendschap
pagina bladzijde, pagina
sensazione gevoel, gewaarwording, sensatie
sentimento gevoel, sentiment
pensiero gedachte

Algemene woordenlijst (deel 8)
Italiaans Nederlands
pausa pauze
guaio probleem, moeilijkheid, narigheid
difficoltà moeilijkheid
fatica inspanning, moeite; vermoeidheid
sforzo inspanning, moeite
tensione spanning [let.+fig., elektr.]
pena verdriet, smart, beproeving, moeite; straf, sanctie
identità identiteit
rassegna overzicht; onderzoek; tentoonstelling, festival
progetto project, plan, ontwerp
piano plan [als z.nw. ook: etage; piano]
opzione optie
carico belasting, last; lading, vracht
livello peil, niveau
contesto context
nome (di battesimo) (m) voornaam, doopnaam
cognome (m) achternaam, familienaam
corso koers, loop; cursus [ook: Corsicaan(s); belangrijke stadsstraat]
valore waarde
tema (m) thema
dettaglio detail
particolare (m) detail
pista spoor [aanwijzing; geluidsopname]; baan, piste [sport; vliegveld]
traccia spoor [voetstappen; aanwijzing]; nummer ('track') [muziek]
sondaggio steekproef, peiling, enquête, onderzoek
indagine (f) (grondig) onderzoek
casella hokje, vakje
solidarietà solidariteit, saamhorigheid
panico paniek
reazione reactie
incredulità ongeloof
umore humeur, stemming, bui
talento talent [gave; begaafd persoon]
attitudine talent, aanleg [soms: (lichaams)houding]
dote (f) talent, gave [ook: bruidsschat]
atteggiamento houding [lichaam; gedrag]
intrattenimento vermaak, amusement, entertainment
negligenza nalatigheid, verwaarlozing, slordigheid
entrata ingang, toegang, entree, binnenkomst [ook: binnenkomend geld]
ingresso ingang, toegang, entree, binnenkomst
uscita uitgang
posizione positie, ligging, locatie
riunione vergadering, bijeenkomst; reünie, hereniging
pozzo put, bron, schacht
fondo bodem, onderkant; achtergrond, achterkant; fonds
sfondo achtergrond [let.+fig.]
titolo titel [alle betekenissen]
ambito domein, bereik, (vak)gebied
complesso complex [alle betekenissen; ook: muziekgroep]
aggressione agressie
menzogna leugen
bugia leugen [ook: kandelaar]
addio afscheid
audacia durf
sfida uitdaging
odore geur
puzzo [, puzza] stank
discussione discussie, bespreking
analisi analyse
dovere plicht [als w.w.: moeten]
obbligo verplichting
impegno verplichting, toezegging, afspraak, verbintenis